In de vroege middeleeuwen verhandelden boeren, vissers en ambachtslieden hun producten in de omgeving waar ze woonden. Deze handel vond dus plaats tussen mensen die op korte afstand van elkaar woonden. Daarnaast ontstond er een toenemende behoefte om ook aantrekkelijke producten van buiten de eigen regio te kunnen kopen. Dat leidde al snel tot handelaren die met paarden en kar over hessenwegen naar hun klanten reisden. Maar vervoer over land had ook nadelen. Vanwege de vele roversbenden moest elke handelaar gewapende bewaking inhuren om zijn handelswaar en zijn eigen leven te beschermen. Dat zorgde voor hoge kosten van het transport. Bovendien kun je op een middeleeuwse kar maar een beperkte hoeveelheid goederen vervoeren.
Dus ontstond de behoefte om grote hoeveelheden goederen over grote afstanden te vervoeren. En daar werden de kogges voor gebouwd.